In het park voor mijn huis woont familie Gans. Oma woont al meer dan 30 jaar op dat grasveld en heeft om zich heen een stuk of tien echtgenoten, kinderen en neven en nichten verzameld. Dit voorjaar waren twee van hen aan het broeden. Maar meer ganzen passen er niet in dit parkje, en op een zeker moment heeft de gemeente de eieren toch maar weggehaald.

Een eind verderop zat een wilde gans te broeden en de kreeg drie jongen. Ik weet niet wat er gebeurde, maar het was een heel lawaai en ganzenmoeder vloog met haar jongen de dijk over en de uiterwaarden in. Helaas bleef een jong achter. Moeder had niets door (een, twee, veel) en jong zwom verloren piepend rond in de gracht.

Maar daar hoorde hij zijn Moeder. Hij erop af, helemaal blij. Helaas was het niet zijn eigen Moeder maar familie Tamme Gans. Die moesten hem niet. Gansje bleef bij hen in de buurt, hobbelde op een meter afstand met de groep mee. Soms kreeg hij een snauw, soms blies een gans hem weg, maar Gansje had geen alternatief. En ja hoor, de derde dag ging een van de Moeders tussen hem en de rest van de groep in staan als er geblazen werd. Als hij niet snel genoeg meezwom, wachtte ze even.

Nu zijn we twee weken verder. Gansje wordt groot. Hij loopt gezellig in het midden van de groep mee, alsof het nooit anders geweest is. Gisteren liep hij zelfs voorop, zijn groep aanvoerend richting Voer.

Nee, ik ga geen voordehandliggende flauwe vergelijkingen maken in de trant van ‘zie je wel, die ganzen nemen wel een allochtoon op. Wat ganzen kunnen kunnen wij toch ook? Kijk hoe die donkere wilde gans zich thuisvoelt tussen de groep witte ganzen. Of over Moeders die een Groot Hart hebben.’ Wow, dit is gemakkelijk, ik schud ze zo uit de mouw. Nee bah,  veel te flauw. Ik heb me gewoon de afgelopen twee weken vermaakt met deze soap.

Hatsjie! Verkouden!