Vrijdagavond na het werk gingen we op weg. Want we kennen onszelf: als we planden zaterdag zo vroeg mogelijk te gaan, zou het toch twaalf uur worden. Om dan midden op de middag aan te komen, de tenten op te zetten en dan puffend ineen te zijgen.

Dat deden wij dus allemaal vrijdagavond al: naar Haarlo rijden, tenten opzetten, ineenzijgen.

Zaterdag hadden we de hele dag de tijd om naar Ruurlo te fietsen. We ontdekten dat Borculo een schattig stadje is met gracht, watermolen en een schitterende schutsluis aan de Berkel. Waar ik natuurlijk losging. We ontdekten een unieke plek met een oud tolhuis aan de Slinge, we ontdekten dat Ruurlo minder intiem is dan Borculo. We genoten van het kasteel en de schilderijen van Willink. Unieke plek, maar hoe was Melchers nou ook alweer aan zijn geld gekomen? We fietsten terug naar Borculo en aten aan het water. Het schemerde al toen we terug op de camping kwamen.

Zondag fietsten we de andere kant op. We ontdekten Eibergen en kwamen in Zwillbroek terecht, waar helaas geen flamingo te zien was. Groenlo bleek ook een schattig stadje en had een dagje feest. Wij, superterrasjesgenieters, genoten lekker mee. ’s Avonds laat fietsten we terug naar onze camping.

Maandag hebben we beiden vrij.  Nu hoor ik een raar schrapend geluid in de boom pal voor me. Ik kijk op van dit typen en zie een eekhoorn. Zo meteen tentjes afbreken en naar huis.

Nou, er zijn slechtere manieren om een weekendje weg te vieren.