Iemand vertelt me iets dat me doet tintelen: over een huis dat verzadigd is met jezelf.

Een huis moet zijn als een fijne trui, zeg ik altijd. Je moet erin wegkruipen,  het moet als een wollen trui om je heen zitten. Heerlijk vind ik het om te liggen op de bank met kop thee, boek, poes plaid.

Energie krijg ik elders, op reis, in de natuur, in de stad, bij anderen. Ik kan dan overlopen van plannen, bruisend en vol energie.

En dan kom ik thuis, en wentel ik me in mijn huis. Thee, plaid, bank, boek, poes en de energie is weg. (Behoorlijk overdreven hoor want ik ben altijd bezig, maar het blijft lastig om telkens weer mezelf op te peppen om aan de slag te gaan.)

Daar ging dit gesprek dus over. Dat je huis verzadigd is van jezelf en dat je daardoor thuis geen energie meer krijgt.

Daar ben ik al dagen over aan het nadenken, want er zit zeker iets in. Ik vind het heerlijk om thuis te zijn, maar mezelf aan de slag houden is wel een ding. En misschien is het begrip verzadiging wel de sleutel.

In een weekend bij Moeder repareer ik een lekkende kraan, hang een schilderijtje opnieuw op, haal de kelder leeg, zoek de klerenkast uit. Thuis blijven die klusjes tijden liggen.

Ik schrijf altijd in mijn zitkamer, ik vind het raar om in mijn eigen huis boven in een werkkamer te zitten. Maar die zitkamer geeft wel warmte en gezelligheid, geen energie. Misschien moet ik meer gaan werken met een laptop in een café. Thuis voor mijn hobby’s houden. Of een werkkamer inrichten elders in huis.

Denk eens met me mee: heb je er ook last van dat je ineenzijgt zodra je thuis komt? En wat kun je daar aan doen?